WAT MIJ BEWEEGT

Schilderen is voor mij het zoeken naar een extra dimensie in het leven,

waarbij de zoektocht een flirten met gevaar betekent: het gevaar dat het schilderij definitief mislukt, dat de extra dimensie er niet blijkt te zijn of zich niet laat vangen in verf, uit de kans dat mijn pretenties loos blijken te zijn.

Schilderen en tekenen betekenen voor mij ook het in contact zien te komen met het toeval. Er is het toeval van lijnen, vlakken kleuren, die samen iets onvoorziens gaan betekenen, dat soms bruikbaar is.

Ik peur naar wat er in mij te ontdekken valt en wat ik op het doek kan gebruiken met het risico dat ik niets aantref. Mijn werk gaat vooral over ruimte, structuur en kleur. De titel van het werk maakt deel uit van het geheel en mag de kijker niet voor de voeten lopen.

Schilderen is het bijwonen van een scheppingsproces, van een activiteit, waar ik zelf inspraak in heb. Het proces voltrekt zich deels buiten mij om, maar ik ben wel de aanstichter en de eindverantwoordelijke. Mijn handtekening op een doek (of op de achterkant als het niet in het beeld past) bewijst het en maakt mij aansprakelijk. Tijdens het schilderen wisselen binnensmonds vloeken, zachtjes neuriën en stille wanhoop elkaar af.

Tenslotte, als het schilderij of de tekening ‘af’ is, ontstaat het nog grotere toeval van de communicatie tussen mijn werk en een onbekende toeschouwer, die misschien nog niets eens geboren is. Een schilderij of tekening heeft trouwens tenminste één toeschouwer nodig, anders is het niet zeker dat het echt bestaat.

Ik ben tevreden als mijn werk iemand niet onverschillig laat, als het dagdromen, emoties, gedachten, wrevel oproept.

Het schilderend en tekenend omgaan met gevaar is vergelijkbaar met reizen en net zoals bij reizen schuilt de lol in het onderweg zijn, een vreugde die vervliegt als je op je bestemming bent aangekomen. Dan is het schilderij voor de kijker.

Gerhard van de Rhoer

Nijmegen, mei 2018